Door Marcel Warenburg
Naam: Stef en Annelies Noordman
Elf jaar oud was Stef toen hij van zijn zakgeld twee hobbykonijntjes kocht: Knabbel en Babbel. Twee vrouwtjes, zo was hem verteld. Niet veel later kwamen er jongen en wist hij dat hij een mannetje en vrouwtje mee naar huis had gekregen. Daarbij bleken het ook nog eens vleeskonijnen te zijn. “Met de nieuwe konijnen ben ik verder gaan fokken. De grootgebrachte dieren bracht ik in mijn fietskar naar konijnenslachterij Enki in Someren.”
Zo maakte Stef Noordman eind jaren negentig als boerenzoon in Sterksel voor het eerst kennis met het vak dat hij tegenwoordig met zoveel toewijding beoefent. De konijnenhouderij. Aanvankelijk waren zijn ouders niet zo enthousiast over zijn hobby. “Toen er 120 konijnen in de garage zaten en de konijnenpies via de meterkast het woonhuis binnen sijpelde, werd ik verbannen naar een leegstaande stierenstal naast ons melkveebedrijf”, lacht Stef. “Daar ben ik opnieuw begonnen, met nieuwe moederkonijnen en nieuwe hokken.”
Na de landbouwschool, Stef was inmiddels 19, ging hij aan de slag bij een KI-station in Someren dat bij professionele konijnenhouders de moederkonijnen insemineert. Via dit werk kwam de jonge Brabander ook regelmatig bij de konijnenhouderij van de familie Ghielen, voormalig champignonkwekers uit Nederweert. Toen Stef hoorde dat zij met hun onderneming wilden stoppen en op zoek waren naar een geschikte opvolger ging het balletje rollen. De eerste drie jaar huurde hij het bedrijf, sinds 2016 is hij samen met zijn vrouw Annelies de eigenaar van konijnenhouderij Noordman aan de Herstraat in Boeket. Daarnaast runt hij samen met zijn ouders en jongere broer het ouderlijk melkveebedrijf in Sterksel.
Ons land telt zo’n veertig professionele konijnenhouders. Stef (32) en Annelies (28) Noordman zijn de benjamins. Het vlees dat zij produceren gaat hoofdzakelijk naar België, waar konijn bijna wekelijks op het menu staat en niet, zoals in Nederland, als knuffeldier wordt gezien. “Bij ons ligt het aaibaarheidsgehalte veel hoger en eten we alleen konijn met Kerst of Pasen. De sector ligt hier veel meer onder een vergrootglas. Daarom vinden we het belangrijk om duidelijk uit te leggen wat we doen.”
Wie met Stef en Annelies door de konijnenstallen loopt, ziet en voelt hun liefde voor het vak en hun inspanningen voor het welzijn van de dieren. Menig huiskonijn moet het met aanzienlijk minder hygiëne en comfort doen. De witte Albino’s van de familie Noordman krijgen elke dag hun natje en hun droogje. Elk moederkonijn (voedster) heeft haar eigen ruime hok, haar kroost verhuist een maand na de geboorte naar een speciale groepshuisvesting, een langgerekt kunststof verblijf met open dak, voldoende bewegingsvrijheid, een schuilbuis, extra stro en speciaal hout om de tanden scherp en gezond te houden.
“Konijnenhouders in Nederland lopen wat dierenwelzijn betreft mee voorop in de wereld. In China bijvoorbeeld kan een konijn zich nauwelijks omdraaien, de hokken hebben het formaat van een schoendoos. Dan hebben we het hier goed geregeld. Nergens anders zijn de regels voor het welzijn van konijnen zo streng”, vertelt Annelies. Ook aan het milieu wordt gedacht. De 500 ton mest die die konijnen van de familie Noordman jaarlijks produceren, wordt in Sterksel omgezet in biogas waarmee varkensstallen worden verwarmd.
Aanvankelijk hoor je vaak: ‘Ach, wat zielig’. Dat komt omdat een konijn in ons land een huisdier is"
De kunst van het konijnen houden? “Zorgen dat de dieren gezond blijven”, zo klinkt het in koor. Stef: “Dat bereik je alleen wanneer alles in de stal klopt. De beste kwaliteit voer. Dag en nacht vers tapwater. Een goed binnenklimaat. En strenge hygiënemaatregelen. Zodra de hokken leeg zijn, worden ze grondig uitgemest, schoongemaakt en gedesinfecteerd. Daarnaast mag niemand de stal in zonder bedrijfskleding en schone handen.” Door zijn jarenlange ervaring heeft de konijnenhouder een zesde zintuig ontwikkeld om ziekte in de stal vroegtijdig op te sporen. “Het is moeilijk uit te leggen, het is een soort instinct. De stand van de ogen, de bewegingen, de vacht die wat minder glanst; de kunst is om ziekte te ontdekken voordat de dieren ziek worden. Anders ben je te laat.”
Stef en Annelies vertellen graag het eerlijke verhaal. Hoezeer dat wordt gewaardeerd, bleek in de zomer van 2018 maar weer eens tijdens een bedrijfsrondleiding voor buurbewoners. Stef: “Aanvankelijk hoor je vaak: ‘Ach, wat zielig’. Dat komt omdat een konijn in ons land een huisdier is. Zodra een dier een naam krijgt, gaan we het aaien en raken we er emotioneel aan gehecht. Bij kippen werkt het precies zo. Eén hobbykip noemen we Tokkie. Die mag z’n hele leven blijven rondscharrelen, ook als-ie geen eieren meer legt. Heb je 1000 kippen, dan geef je ze geen naam meer en is het een stuk makkelijker om er afstand van te doen. Daarbij kun je je ook de vraag stellen: waarom zou je wel kippen, varkens en koeien mogen slachten, maar geen konijnen? Zeker als je bedenkt hoe gezond konijnenvlees is. Omdat een konijn alleen maar plantaardig voedsel eet, is het vlees mager en zit het boordevol Omega-vetzuren.”
Ter besluit nog een weetje. Eenmaal bevrucht heeft een moederkonijn slechts vier weken nodig om haar jongen op de wereld te zetten. De voedsters van de familie Noordman worden elf dagen na de bevalling opnieuw geïnsemineerd. Zielig? “Integendeel”, zegt Annelies. “In de natuur gaat het nog veel sneller. Als de moeder ’s ochtends haar jongen werpt, staat de ram ’s avonds alweer klaar om haar te dekken.”