Door Marcel Warenburg
Naam: Joost van den Broek
Als jonge pupil bij Olympia Boys in Ommel droomde hij van een carrière als profvoetballer bij PSV. Mocht dat te hoog gegrepen zijn, dan was er maar één alternatief. Het voorbeeld volgen van zijn ouders. “Eerlijk gezegd, heb ik er nooit serieus over gedacht om iets anders te gaan doen. Mijn broer is accountant, mijn zus lerares en ik werd varkensboer.”
In 1996, nog maar negentien jaar oud, stapte Joost van den Broek in de maatschap van zijn vader Frans. De zeugenhouderij in Ommel werd uitgebreid met een vleesvarkensstal in Schoor en zoon Joost was de aangewezen man om deze nieuwe locatie aan de Liskensweg te gaan runnen. “Vier weken na hun geboorte in Ommel komen de speenbiggen naar Schoor waar ze worden grootgebracht tot vleesvarkens. Dat is mijn taak.”
Hij geniet van de dagelijkse zorg voor de dieren. De handel eromheen. Plannen maken voor de toekomst. Het maximale er uithalen wat er inzit. Het is heel simpel. Net als ieder andere kostwinner en zelfstandig ondernemer wil boer Joost het beste voor zijn gezin. Zijn vrouw Daniella en drie kinderen Lise, Rik en Luuk met wie hij op Strateris woont. “Als mijn dieren niet gezond zijn en ik niet meega met de moderne tijd, wil niemand mijn varkens. Daarom is dát de belangrijkste opdracht. Mensen denken nog wel eens dat boeren maar wat aanrommelen. Nou, vergeet het maar”, zegt hij.
Maar er is ook een andere kant, zo vertelt Joost eerlijk. Voor een veehouder in deze 21e eeuw is het in het moderne oerwoud van regels een enorme opgave om je bedrijf toekomstbestendig te houden en alle zakelijke doelen en maatschappelijke belangen met elkaar te verenigen. En dat zijn er nogal wat. We willen een lekker, gezond en betaalbaar stukje varkensvlees. Een goed leven voor de dieren. Een beter milieu. Zo min mogelijk overlast voor de omgeving. En daarnaast, je zou het bijna vergeten, heeft de agrariër de zorg voor zijn eigen gezin. Hij moet geld verdienen om zijn kinderen een gezonde toekomst te kunnen bieden. Probeer al die belangen maar eens in balans te houden. Veel boeren zitten in een spagaat; ingeklemd tussen zakelijke ambities en wettelijke beperkingen. Anders gezegd: ze willen vooruit en moéten ook innoveren om de kostprijs van hun product laag te kunnen houden, maar worden in de praktijk vaak geremd in hun ontwikkeling.
Als mijn dieren niet gezond zijn en ik niet meega met de moderne tijd, wil niemand mijn varkens"
Een voorbeeld ter illustratie. In 2005 vroeg de familie Van den Broek een vergunning aan voor de bouw van nieuwe varkensstallen in het daarvoor bestemde Landbouwontwikkelingsgebied aan de Lage Kuilen. Om die ontwikkeling mogelijk te maken, moesten de bestaande stallen aan Strateris worden afgebroken. Door steeds veranderende regelgeving en praktische bezwaren werd de nieuwe vergunning echter pas in 2016, na een traject van 11 jaar (!), verleend. “In die elf jaar is er weer een heleboel veranderd op het gebied van dierenwelzijn en milieu. Onze oorspronkelijke plannen zijn ingehaald door de tijd. We bekijken nu samen met onze adviseurs wat er mogelijk is en wat we gaan doen. Gelukkig hebben we in de tussentijd onze locaties in Ommel en Schoor verder kunnen ontwikkelen. Anders had het bedrijf al die jaren stilgestaan en hadden we het niet gered.”
De locatie in Schoor is inmiddels volledig aangepast aan de nieuwste eisen op het gebied van dierenwelzijn (het Beter Leven-keurmerk) en milieu. De dieren hebben meer bewegings- en speelruimte gekregen. Dat wil zeggen: de stal is even groot, er staan alleen minder dieren in. “Het gevolg daarvan is dat ik niet alle biggen die vanuit de zeugenhouderij in Ommel naar Schoor komen, meer kwijt kan in de stal en dus op een andere locatie moet onderbrengen.”
Het moge duidelijk zijn: boeren anno 2017 is een complexe onderneming. En toch kan Joost van den Broek zich geen mooier leven voorstellen. Als hij door de stal loopt en ziet dat zijn varkens gezond zijn en goed groeien, weet hij waarom hij boer is geworden. Zijn zoontje Rik wil later ook profvoetballer worden, net als Joost vroeger. “En anders word ik varkensboer, voor jou’, zo vertelde hij. Ik heb ‘m gezegd dat hij eerst maar eens groot moet worden. Hij hoeft geen boer te worden voor mij, maar alleen als hij dat zélf graag wil. Alleen dan kun je in dit vak slagen.”